(libəra'lismə) o.
1. vrijheidsgeest.
2. stelsel dat een onbeperkte vrijheid en zelfstandigheid van het individu nastreeft op staatkundig, maatschappelijk en godsdienstig gebied, maar de privaat eigendom huldigt.
Enc. Het liberalisme heeft in de XIXde eeuw grote invloed geoefend, maar sterk geëvolueerd sedert zijn ontstaan. Aanvankelijk was het een vooruitstrevende partij die, steunend op de beginselen der Franse Revolutie, de volstrekte vrijheid van het individu en van hervormingen in vrije of demokratische richting trachtte te bewerken. Naarmate echter de sociale vraagstukken meer op de voorgrond traden, werd het hoe langer hoe konservatiever, totdat het openlijk in verzet kwam tegen socialisme en andere demokratische partijen, die hunnerzijds beweren de logische voortzetting te zijn van het oorspronkelijke liberalisme. Op godsdienstig gebied staat het vrij en eerder antipatiek tegenover leer en belijdenis, en in België is het daarenboven meestal anti-Vlaams gezind.
