('le:ring) v. (-en)
A. [leren I.1]
I. Eig. het leren: naar luisteren; moge u dit tot strekken.
II. Metn.
1. Algm. wat geleerd wordt: de der historie; -en wekken, voorbeelden trekken.
2. Inz. leer, met betrekking tot de godsdienst, katechizatie, katechismusles: de kristelijke -; naar de gaan.
B. [leren II.1] het onderricht worden: laat u dat tot strekken.