Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

leder

betekenis & definitie

('le:dər) o. duurzame, buigzame stof van dierehuiden bereid : schoenen, handschoenen van -; looien, touwen; gekalkt, gekorreld, gekrompen, geverst, geruit, getrokken, verlakt -; bruin, geel, grauw, vaal, wit, zwart -; goud -, jucht-, marokijn-, segrijnleder; Brussels, Deens, Turks -; taai als -. Gez. het ging er van leer, er werd met messen gevochten; leer om leer, (sla je mij, ik sla je weer), gelijk met gelijk (vergelden); van andermans leer is het goed riemen snijden, het is gemakkelijk kwistig met andermans goed om te gaan : van leer trekken, het wapen uit de schede trekken of zich tot de strijd gereedmaken. → riem.

< >