(lou'ri:r) m. (-en)
1. Eig. altijd groene sierboom met langwerpige, leerachtige bladeren, die als geurig bittere specerij gebruikt worden, en donkerblauwe bessen als vruchten (Laurus nobilis).
2. Metn. krans van laurierbladeren lauwerkrans : de is het zinnebeeld van vrede en overwinning.