('la:ding) v. (-en; ...dinkje)
I. Eig. het laden.
II. Metn. datgene waarmede iets geladen wordt of is nl.
1. vracht, last goederen: de innemen, inhebben; het schip is, ligt in -; Iron. een Oostindische -, een buitengewoon grote lading. → schip, vlag.
2. dat waarmede een wapen geladen wordt of is: de van een kanon.
3. elektriciteit waarmede een toestel geladen is: de van akku’s.