('kwik) o. [vert. van Lat. argentum vivum] zilverkleurig, zeer beweeglijk metaal o. a. in barometers en termometers gebruikt.
Enc. Kwikzilver schijnen de oude Israëlieten niet gekend te hebben. Theophrastes (± 800 v. K.) zegt dat men het wint uit cinnaber. Mercurius Philosophorum noemden het de latere alchemisten, die het als de materia prima van alle stoffen, voornamelijk van de metalen beschouwden. Van de naam mercurius stammen de Franse (mercure) en de Engelse (mercury) benamingen voor kwikzilver.
Het wordt, in gedegen toestand, gevonden o. a. in Almaden (Spanje), dat reeds ± 700 v. K. aan de Grieken was bekend, en in Idria (Joegoslavië) waar het sedert 1497 wordt gewonnen. De grootste hoeveelheid kwikzilver wordt uit zijn zwavelverbinding, het cinnaber, gewonnen eveneens te Almaden, te Idria en te New Almaden (Californië). Het heeft als soortelijk gewicht 13,5, verstart bij -38,5° C en heeft als elektrisch geleidingsvermogen 10,6. Kwikzilver wordt gebruikt voor het afzonderen van goud en zilver uit de ertsen, voor het maken van baro-, termo- en manometers. Kwikverbindingen worden gebezigd in de geneeskunde o. a. voor antiseptika.