('kwetsən) (kwetste, heeft gekwetst)
1. door enig ongeval lichamelijk beschadigen: velen werden in het gevecht gekwetst: - en wonden; zich aan het been Syn. → bezeren.
2. blutsen, kneuzen: gekwetste appelen.
3. gevoelig beledigen, krenken: iemand in zijn eer -; iemands eigenliefde -; kuise ogen -. Syn. → beledigen.