Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

kronen

betekenis & definitie

('kro:nən) (kroonde, heeft gekroond)

1. een kroon opzetten : een koning -; iemand tot keizer -.
2. de vorstelijke waardigheid verlenen : de oproerlingen kroonden hun aanvoerder; de gekroonde hoofden, de regerende vorsten.
3. bekransen : met bloemen, lauweren gekroond.
4. eren, prijzen, verheerlijken : iemand met heerlijkheid -; een kunstenaar -.
5. op schitterende wijze voltooien : het verschijnen van de mens zou 't scheppingswerk -. → einde.
6. betonen : geluk kan zulk een onderneming niet -.

< >