('kri:lən) (krielde, heeft gekrield) [klnb.]
1. in grote menigte zich bewegen, wemelen, krioelen : oud en jong krielde er door elkaar.
2. vol zijn ; dit opstel krielt van taalfouten; het krielt er van mieren, van bezoekers.
Gepubliceerd op 30-06-2020
betekenis & definitie
('kri:lən) (krielde, heeft gekrield) [klnb.]
1. in grote menigte zich bewegen, wemelen, krioelen : oud en jong krielde er door elkaar.
2. vol zijn ; dit opstel krielt van taalfouten; het krielt er van mieren, van bezoekers.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: