I. (kri:kən) (kriekte, heeft gekriekt] [klnb.] piepen, sjirpen : -de krekels.
II. onbep. wijs [msch. ~ Mned. grieken, grauw worden]
1. het aan-, doorbreken van de dag : de -de morgen, ochtendstond; bij of met het van de dag, van de dageraad, van de morgen, van het licht.
2. beginnen : sinds het van haar dagen.