(kra:mər) m. (-s)
1 .Eig. hij die in een kraam waren verkoopt. Syn.→ handelaar.
2.Uitbr
a. Algm. kleinhandelaar.
b.Inz. hij die van huis tot huis gaat om zijn waren te venten : een doorsturen; twee -s kennen elkaar wel, de ene koopman zal zich door de andere niet laten beetnemen.