('kousə) m. (–en; –je)
1. Eig. band of elastiekje om de kous op te houden : zijn – optrekken; orde van de Kouseband, hoogste Engelse ridderorde, die als kenteken heeft een kouseband met het opschrift : →: „Honni soit qui mal y pense”.
2. Metf. band aan de zijwand van een affuit.
Enc. Daar de orde van de Kouseband omstreeks 1349 gesticht werd, maar alle oorspronkelijke oorkonden tot 1416 toe verdwenen zijn, bestaat er geen zekerheid met betrekking tot de manier waarop deze orde ingesteld werd. Het verhaal dat een Gravin van Salisbury haar kouseband onder het dansen verloor, en dat Edward III hem opraapte, terwijl hij de woorden sprak: „Honni soit qui mal y pense”, werd uit de volksmond opgetekend. Volgens een ander verhaal zag Edward III een blauwe kouseband op de vloer van de kamer der Koningin, en gelastte de kamerheer de band op te rapen, terwijl hij zeide: „Gij hecht niet veel aan dit lintje blauwe zijde, maar ik zal ervoor zorgen, dat binnen een maand de besten van u de grootste eerbied voor zulke lintjes hebben.” Sommige geschiedkundigen schrijven de stichting der orde toe aan Richard I Leeuwenhart. Ten einde de uitgeputte belegeraars van Cyprus aan te moedigen, bond hij een leren riem om de knieën van een aantal ridders, riep de bijstand van St.-George in en zeide de ridders, dat zij rijkelijk beloond zouden worden, indien zij de overwinning behaalden.