v. (...tiën, -s)
A. [korresponderen 3]
I. Eig. het korresponderen, briefwisseling: de voeren, afbreken.
II. Metn.
1. gewisselde brieven: de overleggen.
2. krantebericht van een verslaggever.
B. [korresponderen 4] het korresponderen, aansluiting: op reis de halen, missen.