I. (...ralen; -tje)
1. o. gezang van een koor.
2. m.
a. koorzanger.
b. koorknaap.
II. (koralen;-tje)
[Lat. coralium]
I. o. Eig. lagere kolonievormende dieren die een kalkmassa afscheiden: men onderscheidt, naar de kleur of de vorm, bloed-, oog-, enz.
II. Metn.
1. o. die afgescheiden, veelal rode kalkmassa: een groot deel der Australische eilanden bestaat uit men vist het meeste in de westelijke Middellandse Zee en langs de Atlantische kusten van Afrika.
2. v. balletje van koraal, glas of steen, met een opening om het aan een snoer te kunnen rijgen: een snoer ko-