v. (-s) [Lat. constituere, samenstellen < Metn.:]
I. Eig. wijze waarop iemand of iets is samengesteld nl.
1. a. (lichamelijk) gestel: sterk van -.
b. (geestelijk) aard, aanleg; hij is niet van zo’n geestdriftige -.
2. wijze waarop een staat enz. is samengesteld: de van een republiek.
II. Metn. [van I 2]
1. Algm. geheel der voornaamste wetten waarop een bestuur berust.
2. Inz.
a. staatsregeling, grondwet,
b. verzameling van pauselijke wetten betreffende de leer of de tucht.
c. kons tituties, verzameling van de hoofdregels van een kloosterorde.