1. Het Koninkrijk der Nederlanden omvat het grondgebied van Nederland, Indonesië, Suriname en de Nederlandse Antillen.
2. De Grondwet is alleen voor het Rijk in Europa verbindende.
3. De wet kan provinciën en gemeenten verenigen en splitsen en nieuwe vormen.
4. Allen die zich op het grondgebied van het Rijk bevinden, hebben gelijke aanspraak op bescherming van persoon en goederen,
5. Ieder Nederlander is tot elke landsbediening benoembaar.
6. De wet verklaart wie Nederlanders en wie ingezetenen zijn. Naturalizatie geschiedt door of krachtens de wet.
7. Niemand heeft voorafgaand verlof nodig om door de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.
8. Ieder heeft het recht om verzoeken, mits schriftelijk, aan de bevoegde macht in te dienen.
9. Het recht der ingezetenen tot vereniging en vergadering wordt erkend.
10. De Kroon der Nederlanden is en blijft opgedragen aan Zijne Majesteit Willem Frederik, Prins van Oranje-Nassau, om door Hem en Zijn wettige nakomelingen te worden bezeten erfelijk, overeenkomstig de navolgende bepalingen.
11. De Kroon gaat bij erfopvolging over op Zijn zonen en verdere mannelijke, uit mannen gekomen nakomelingen bij recht van eerstgeboorte, met dien verstande, dat bij vóóroverlijden van een rechthebbende, diens zonen of verdere mannelijke uit mannen gekomen nakomelingen op gelijke wijze in Zijn plaats treden, en de Kroon nooit in een jongere lijn of een jongere tak overgaat,De Koning tracht geschillen met vreemde Mogendheden op te lossen door rechtspraak en andere vreedzame middelen. Hij verklaart geen oorlog dan zolang er in de oudere lijn of de oudere tak zodanige nakomeling wordt gevonden.
12. Bij ontstentenis van opvolgers, in het voorgaande artikel aangewezen, gaat de Kroon over op de oudste in leven zijnde dochter van de laatstoverleden Koning.
21. De Koning kan geen vreemde Kroon dragen.
55. De Koning is onschendbaar; de ministers zijn verantwoordelijk.
56. De uitvoerende macht berust bij de Koning.
57. Door de Koning worden algemene maatregelen van bestuur vastgesteld.
58. De Koning heeft het opperbestuur der buitenlandse betrekkingen.
59. De Koning tracht geschillen met vreemde Mogendheden op te lossen door rechtspraak en andere vreedzame middelen. Hij verklaart geen oorlog dan na voorafgaande toestemming der Staten-Generaal.
60. De Koning sluit en bekrachtigt alle verdragen met vreemde Mogendheden.
61. De Koning heeft het oppergezag over zee- en landmacht.
70. De Koning heeft het recht van gratie, van straffen door rechterlijk vonnis opgelegd.
73. De Koning draagt aan de Staten-Generaal ontwerpen van wet over. Hij heeft het recht de door de Staten-Generaal aangenomen wetsontwerpen al of niet goed te keuren.
75. De Koning heeft het recht om de Kamers der Staten-Generaal, elke afzonderlijk of beide te zamen, te ontbinden.
79. De Koning stelt ministeriële departementen in, benoemt ministers en ontslaat hen naar welgevallen. Alle koninklijke besluiten en beschikkingen worden door één of meer van de ministers medeondertekend.
81. De Staten-Generaal vertegenwoordigen het gehele Nederlandse volk.
82. De Staten-Generaal zijn verdeeld in een Eerste en Tweede Kamer.
83. De leden der Tweede Kamer worden rechtstreeks gekozen door de ingezetenen, tevens ; Nederlanders of door de wet als Nederlandse onderdanen erkend, die de door de wet te bepalen leeftijd, welke niet beneden drie en twintig jaren mag zijn, hebben bereikt. Ieder kiezer brengt slechts één stem uit.
84. De Tweede Kamer bestaat uit honderd leden, gekozen op de grondslag van evenredige vertegenwoordiging.
85. De Eerste Kamer bestaat uit vijftig leden. Zij worden verkozen door de leden van de Staten , der provinciën op de grondslag van evenredige vertegenwoordiging.
88. De leden der Tweede Kamer worden gekozen voor vier jaren.
94. De leden der Eerste Kamer worden gekozen voor zes jaren.
100. De leden der Staten-Generaal, alsmede de ministers zijn niet gerechtelijk vervolgbaar voor hetgeen zij in de vergadering hebben gezegd of aan haar schriftelijk hebben overgelegd.
112. De wetgevende macht wordt gezamenlijk door de Koning en de Staten-Generaal uitgeoefend.
126. Door de wet worden de begrotingen van alle uitgaven des Rijks vastgesteld, en de middelen tot de dekking aangewezen.
130. De leden der Provinciale Staten worden voor vier jaren rechtstreeks gekozen door de ingezetenen der provincie.
136. Aan de Staten wordt de regeling en het bestuur van de huishouding der provincie overgelaten.
141. De Staten benoemen uit hun midden een kollege van Gedeputeerde Staten, waaraan de dagelijkse leiding en uitvoering van zaken worden opgedragen.
143. De Koning stelt in elke provincie een kommissaris aan met de uitvoering van Zijn bevelen en met het toezicht op de verrichtingen der Staten belast.
145. Aan het hoofd der gemeente staat een raad, welks leden rechtstreeks voor een bepaald aantal jaren worden gekozen door de ingezetenen der gemeente.
146. Aan de raad wordt de regeling en het bestuur van de huishouding der gemeente overgelaten.
157. Het burgerlijk en handelsrecht, het burgerlijk en militair strafrecht, de rechtspleging en de inrichting der rechterlijke macht worden bij de wet geregeld in algemene wetboeken.
158. Onteigening ten algemenen nutte kan niet plaats hebben dan na voorafgaande verklaring bij de wet, dat het algemeen nut onteigening vordert en tegen vooraf genoten of vooraf verzekerde schadeloosstelling, een en ander volgens de voorschriften der wet.
162. De rechterlijke macht wordt alleen uitgeoefend door rechters, welke de wet aanwijst.
163. Niemand kan tegen zijn wil worden afgetrokken van de rechter, die de wet hem toekent.
165. Het binnentreden in een woning tegen de wil van de bewoner is alleen geoorloofd in de gevallen door de wet bepaald, krachtens een biezondere of algemene last van een macht ! door de wet aangewezen.
166. Het geheim der aan de post of andere openbare instellingen van vervoer toevertrouwde brieven is onschendbaar.
174. Ieder belijdt zijn godsdienstige meningen met volkomen vrijheid.
180. De tussenkomst der Regering wordt niet vereist bij de briefwisseling met de hoofden der onderscheidene kerkgenootschappen, noch, behoudens verantwoordelijkheid volgens de wet, bij de afkondiging van kerkelijke voorschriften.
181. Geen betalingen kunnen ten behoeve van 's Rijks kas worden geheven, dan uit kracht van een wet.
187. Alle Nederlanders, daartoe In staat, zijn verplicht mede te werken tot de handhaving der onafhankelijkheid van het Rijk en tot verdediging van zijn grondgebied.
201. Het geven van onderwijs is vrij, behoudens het toezicht der Overheid.
203. Elk voorstel tot verandering in de Grondwet wijst de voorgestelde verandering uitdrukkelijk aan. De wet verklaart dat er grond bestaat om het voorstel, zo als zij het vaststelt, In overweging te nemen.
204. De Kamers kunnen niet dan met twee derden der uitgebrachte stemmen de aan haar overeenkomstig voornoemde wet voorgestelde verandering aannemen.
Voornaamste en van de Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden afwijkende artikelen der Belgische Grondwet (183i) naar de wijziging van 1921.
23. Het gebruik der in België gebezigde talen is vrij.
25. Alle macht komt uit het volk.
26. De wetgevende macht wordt gezamenlijk door de Koning, de Kamer van Volksvertegenwoordiging en de Senaat uitgeoefend.
47. De afgevaardigden voor de Kamer der Volksvertegenwoordigers worden rechtstreeks gekozen door de ingezetenen van volle 21 jaar, die sedert ten minste zes maanden woonachtig zijn in dezelfde gemeente en zich niet bevinden in een der gevallen van uitsluiting door de wet voorzien. Elke kiezer heeft slechts recht op één stem. Door een wet kan, mits dezelfde vereisten, het kiesrecht aan de vrouwen verleend worden. Deze wet moet door ten minste twee derden der stemmen aangenomen worden.
49. De kieswet bepaalt het getal der afgevaardigden volgens de bevolking; dit getal mag de verhouding van één afgevaardigde op 40.000 inwoners niet te boven gaan.
50. Om verkiesbaar te zijn moet men : 1. Belg zijn door geboorte of de grote naturalizatie bekomen hebben ; 2. Het genot hebben van de burgerlijke en politieke rechten; 3. Woonachtig zijn in België; 4. De volle ouderdom van vijf en twintig jaren bereikt hebben.
51. De leden van de Kamer van Volksvertegenwoordigers worden gekozen voor vier jaar.
53. De Senaat is samengesteld : 1. Uit leden, naar de bevolking van elke provincie gekozen overeenkomstig artikel 47; 2. Uit leden door de provinciale raden gekozen naar verhouding van één senator voor elke 200 000 inwoners ; 3. Uit leden gekozen door de Senaat ten bedrage van de helft van het getal senatoren die door de provinciale raden worden gekozen.
54. Het getal senatoren, rechtstreeks door het kiezerskorps verkozen, is gelijk aan de helft van het getal leden der Kamer van Volksvertegenwoordigers.
55. De senatoren worden gekozen voor vier jaren.
56. Om tot senator gekozen te worden moet men : 1, 2, 3, zoals in art. 60. 4. Ten minste 40 Jaar oud zijn.
57. De senatoren genieten geen jaarwedde.
60. De grondwettelijke machten des Konings zijn erfelijk in de rechtstreekse, natuurlijke en wettige nakomelingschap van Z. M. LeopoldJoris-Christiaan-Frederik van Saksen-Koburg, van mannelijk oir tot mannelijk oir, naar orde van eerstgeboorte en met altijddurende uitsluiting der vrouwen en haar nakomelingschap.
62. De Koning mag terzelfdertijd geen hoofd van een andere staat zijn, zonder de toestemming der beide Kamers.
119. Het legerkontingent wordt jaarlijks gestemd.