o. (-sen) [Fr. < Lat. compromittere, elkander beloven] overeenkomst nl.
1. verbintenis door wederzijdse beloften, verbond: het der Edelen 1566.
2. overeenkomst om een geschil aan de uitspraak van scheidsrechters te onderwerpen.
3. minnelijke overeenkomst, schikking, waarbij ieder iets toegeeft: een aangaan; een sluiten met zijn geweten, zijn beginselen.