(kom’missi) v. (-s)
I. Eig. wat iemand is toevertrouwd nl.
1. opdracht vanwege een openbaar lichaam : in ergens heengaan, vertoeven.
2. boodschap : -s doen; Gemz. een grote, kleine doen, naar achteren gaan; liegen in -, iets beweren, aan de waarheid waarvan wordt getwijfeld, op gezag van een of meer anderen.
3. depot, verkoop voor rekening van een ander : boeken in geven, hebben, zenden.,
II. Metn.
1. [van 11] groep personen met het volbrengen van een bepaalde opdracht belast : een van toezicht op het onderwijs; een aanstellen, vormen; een diligent verklaren.
2. [van I 3] kommissieloon.