Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

kolonie

betekenis & definitie

[ko'lo:ni) v. (...niën, -s ; -tje) [Fr. < Lat. colonia < colere, bebouwen]

I. Eig.
1. Algm. volksplanting, nederzetting in vreemd gebied : een stichten, vestigen.
2. Inz. overzeese bezitting : ministerie van Koloniën.

II. Metf.

1. volksplanting in eigen land ter ontginning van woeste gronden : veenkolonie.
2. rijksstichting waar behoeftigen, bedelaars, landlopers, door landontginning enz., aan een bestaan geholpen worden : van weldadigheid; de van Merksplas, van Veenhuizen.
3. in een gezonde omgeving gelegen inrichting waarheen kinderen voor hun gezondheid gezonden worden : kinder-, vakantiekolonie.
4. gezamenlijke tot een zekere natie behorende personen die in een vreemde stad verblijven : de Hollandse te Brussel.
5. geheel van bijeenwonende individuen van een bepaalde diersoort : een van bijen.
6. samenhangend geheel van lagere dieren of planten': een van bakteriën, poliepen, koraaldieren.

III.Metn. geheel der personen die in een kolonie (I) of in een der onder II genoemde gestichten verblijven.

< >