Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

kokospalm

betekenis & definitie

('ko:kos) m. (-en) tot 20 m hoge tropische vederpalm die de kokosnoot voortbrengt (Cocos nucifera). Ook: klapperboom.

Enc. Behalve het nut, dat de kokospalm of klapperboom oplevert zoals alle ➝ palmen, brengt hij nog waardevolle eigen produkten voort. Uit het kiemwit bereidt men kokosolie of klapperolie, die voor het vervaardigen van zeep dient. Het vezelig hulsel, dat de noot omgeeft, levert een stevig touw, waarvan kokosmatten en kokoskleden worden gevlochten. Uit de bloemkolven wordt een suikerhoudend vocht verkregen, dat gedronken wordt als palmwijn of voor de bereiding van arak enz. dient. Het gedroogde en stukgeslagen kernvlees levert het kopra, dat voor de fabrikatie van kunstboter, zeep, kaarsen enz. wordt gebezigd. Het totale aantal kokospalmen ter wereld wordt geschat op 250 miljoen stuks, met een jaarlijkse produktie van ± 10 miljard noten.

< >