m. (-en, -s)
I. Eig.
1. bruingrijze appel met kaneelgeur.
2. Uitbr. Surinaamse vrucht met kaneelgeur.
II. Metn.
1. boom waaraan de kaneelappel groeit.
2. heester in Suriname met blauwachtig groene bladeren, welke de kaneelappel levert (Anona squamosa)