(kal'va:riə) [Lat. calva, schedel, wegens de vorm]
I. Eig. heuvel waarop Jezus Kristus gekruisigd werd, toen vlak buiten, nu binnen Jeruzalem, aan de noordwestelijke zijde.
II. k a l v a r i e b e r g Metf.
1. heuvel, berg met kruis.
2. voorstelling, schilderij van de Kalvarieberg met Kristus aan het kruis.
3. groot levensleed.