('hunnen) mv. (enk. Hun) [Mned. hunc, reus] Turks nomadenvolk iu Azië, vielen omstr. 375 in Europa en gaven de stoot tot de Volksverhuizing, stichtten onder Attila een rijk in Hongarije, onderwierpen verscheidene Germaanse stammen, vernietigden 437 het Boergondische Rijk, verwoestten Frankrijk, maar werden 451 te Châlons verslagen; plunderden Noord-Italië, moesten echter voor paus Leo de Grote 452 wijken.
Na Attila’s dood (453) schudden de Germaanse volken het juk der Hunnen af; deze keerden naar het oosten terug en verdwenen sindsdien uit de geschiedenis.