Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

Germaanse mytologie

betekenis & definitie

(ger'ma:nse) v. mytologie der Germanen : bronnen voor de zijn vooral de Edda’s, Caesar’s de Bello Gallico en Tacitus' Germania.

Enc. In de Germaanse mytologie kan men de volgende biezonderheden onderscheiden.

1. Mytologische wezens,
a. Zielen der afgestorvenen. Zij maken deel uit van het wilde heer „dat met het onweder voorbijtrekt” of ze strijden in horden tegen elkander, zoals in de slag bij de Catalaunische Velden. Andere verschijnen als spoken, b. v. op de Broeken, in mensen- of dieregedaante (weerwolf, beer), of bezoeken de plaatsen, waar zij, gedurende hun leven, bij voorkeur verbleven. Met de zielen der afgestorvenen staan in verband de heksen (hun feestnacht is de Walpurgisnacht) die zich eveneens in dieren veranderen en de mens door ziekten, slecht weder enz. kunnen kwellen.
b. De geesten houden het midden tussen de zielen der afgestorvenen en de duivelen. Men onderscheidt aardgeesten (o. a. aardmannetjes, kabouters, elfen) die meestal welwillend zijn voor de mens; watergeesten (o. a. oendinen, meerminnen, nikkers, nixen) die de mens trachten te verlokken; en eindelijk luchtgeesten (o. a. sylfen en sylfiden).
c. Onder de duivelen, verpersoonlijking van natuurkrachten, zijn te noemen : de Rübezahl, de berggeest in het Keuzengebergte; de Watzmann in de Beierse Alpen; de reuzen (Joten) b. v. van het Dovre Fjeld in de Noorse bergen; de slang Midgard in Ierland, die de woeste Noordzee voorstelt, terwijl Aegir de gladde kalme zee, en de Wilde Jager wind en onweer vertegenwoordigt.
d. De helden o. a. Berserker.
e. De voornaamste goden en godinnen zijn : Tiwas (vandaar : dinsdag), de oude zonnegod, die later voor Wodan (vandaar : woensdag) of Odin (in het noorden) moest wijken. Odin is het hoofd der Asen en Asinnen (god en godinnen van het licht) en heerst in het walhalla, de hemel, waarheen de walkuren (o. a. Brunhilde) de gesneuvelde helden leiden. Odin’s gemalin is Frigga (vandaar : vrijdag); als zijn zonen noemt men: Balder (gemalin: Nanna, zoon : Forsete), de grote zonnegod die, op aanstoken van Loki, door zijn broeder Hodoer werd gedood; Donar (vandaar : donderdag) of Thor (in het noorden); Ostara, de godin der lente (vandaar Dui. Ostern, Pasen), Heimdal, de wachter van het walhalla; Braga, de god der wijsheid, en zijn gemalin Idoena, de godin der eeuwige jeugd. Andere goden en godinnen : Nerthus, de moeder aarde; Njord, de god van water, regen en wind; Holda, de godin van de dood; de Nomen, drie schikgodinnen ; Freyr, de god der vruchtbaarheid en zijn gemalin Gerda, godin der schoonheid; Var, de godin van eed en trouw; Tuïsko, de stamvader van het volk; Irmin, de god der Saksen; Freja. de godin der liefde.
2. Wereldontstaan en -einde.
a. Schepping. Oorspronkelijk twee werelden : in het noorden Niflheim, de wereld van nevel en ijs ; in het zuiden Muspelheim, die van het vuur; tussen beide de afgrond Ginnoengagap. Uit Muspelheim vlogen naar Niflheim vonken over, die het ijs deden smelten, en uit de waterdruppels kwam Ymir, de stamvader der reuzen te voorschijn. Tegelijk met Ymir ontstond de koe Audoembla; zij likte de ijsblokken en aan het einde van de eerste dag zag men het haar van een reus, de tweede dag het hoofd van de reus en de derde dag de gehele reus Boeri te voorschijn komen. Boeri had als zoon Bör, de vader van Odin. Bör's zonen doodden Ymir en wierpen zijn lichaam in het Ginnoengagap, waar de aarde, de zee en het uitspansel op de volgende wijze ontstonden. Uit zijn vlees vormden zij de aarde, uit zijn beenderen de bergen, uit zijn tanden de stenen en rotsen, uit zijn schedel de hemel, uit zijn haar de bomen, uit zijn hersenen de wolken en uit het bloed, dat uit zijn wonden stroomde, de zee. Van zijn wenkbrauwen maakten zij een heg tegen de aanvallen der reuzen. De vonken van Muspelheim plaatsten zij als zon, maan en sterren aan het firmament, en de wormen in het lichaam van Ymir, ontwikkelden zich tot dwergen. Odin vond op het zeestrand twee bomen waar hij het eerste mensenpaar Askr en Embla uit vormde. Van hen stammen al de andere mensen af.
b. Ondergang, wereldbrand of godenschemering. Op het einde der tijden verschijnen de machten der duisternis op de aarde : de hond in de hel en de wolf Fenris slaken hun boeien en het serpent Midgard richt het hoofd op. Uit het zuiden komt de heer van Muspelheim en de zijnen met het verdelgend vuur; uit het noorden Loki met zijn reuzen; ook Odin met de Asen neemt deel aan de strijd. Het noodlot der goden (Ragnarok) wordt volbracht en de wereld vergaat door het vuur met mensen en goden. Eén enkel mensenpaar wordt gered en een nieuwe wereld komt te voorschijn, waar de nieuwe mensengeslachten bestendig gelukkig zijn.

< >