I. (ga:i) v. en m. (-en; -tje, -ke, -ken) [gade] wijfje en ook wel mannetje van vogels: het -tje of -ke van tortelduiven; het -ke lokt andere vinken, als het mannetje van honk is.
II. (ga:i) v. (-en) [Fr. geai] gewoonlijk Vlaamse gaai, meerkol.
III. (ga:i) m. (-en; -tje) [(pape)gaai]
1. Eig. houten mikvogel, op een hoge staak, waarnaar men schiet, of op een ijzeren pen, waarnaar men met platronde bollen werpt: (naar de) schieten, bollen; de is vooral bekend in Brabant en Vlaanderen.
2. Metn. staak waarop die vogel staat.