(fre:s) v. (frezen) [Fr. fraise, wsch. omhulsel]
1. Eig. eertijds dubbele geplooide halskraag aan damesklederen.
2. Metf. ring van schuine stormpalen om een bastion, een bruggehoofd, enz.
3. [Metf. iets als schijf, cilinder en dan :] Metn. werktuig bestaande uit een scherp getande cilinder of schijf, waarmede men spanen uit hout of metaal snijdt.