m. [Eng. vliegende Schot] bliksemtrein Londen-Glasgow. fnazel ('fna:z9l) m. (-s) [msch. ~ vezel] rafel, fnazelenffnazelde, heeft en is gefnazeld) rafelen ’.een -de rok. fnuiken ('fnuikdn) (fnuikte, heeft gefnuikt) 1. Eig.
Veroud. kortwieken. 2. ten onder brengen : iemands hoogmoed, macht, trots -. fnuikend bn. Gemz. verderfelijk : zo laat naar bed gaan, is op de duur -.
