('fe:niks) (-en) [Gr. phoiniks, purper-, vuurkleur]
I. m. Eig. reigerachtige wondervogel uit de Egyptische sage: om de vijf eeuwen liet zich de verbranden, op een nest van geurige kruiden, om dan weer verjongd uit zijn as op te staan; de is het zinnebeeld van de verrijzende Kristus; als een uit zijn as verrijzen, nieuw, mooi, verjongd weer te voorschijn komen.
II. Metf.
1. a. m. Algm. iets voortreffelijks, zeldzaams: Vondel, de van onze dichters.
b. vederpalm als sierplant gebruikt (Phœnix canariensis enz.).
2. naam van verschillende brandwaarborgmaatschappijen.