Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 29-06-2020

bonnet

betekenis & definitie

v. (-ten) [Fr. bonnet, naam van een zachte stof. < Metn.] hoofddeksel van die stof nl.

1. Algm. muts van zachte stof zonder naad.
2. Inz. hoofddeksel der katolieke geestelijken met drie of vier punten: de van de priesters is zwart, die van de

bisschoppen paars, die van de kardinalen rood, die van de paus wit.

Syn. baret.

< >