Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 29-06-2020

bies

betekenis & definitie

(bi:s) v. (biezen; –je)

I. Eig. lang dun oevergewas waarvan de stengels voor het vervaardigen van matten en stoelzittingen gebruikt worden (Scirpus lacustris) : in de biezen met een bootje vastzitten. →: klaver.

II. Metn. een enkele steel van die plant : de biezen van de stoel laten los; zijn biezen pakken, maken dat men wegkomt. →: knorf.

III. Metf.

1. smal boordsel of opnaaisel : een – op een broek.
2. smalle, rechte, geschilderde lijn : met een fijn –je afgezet.

< >