I. (bewies, heeft bewassen)
1. geregeld schoonhouden door wassen: linnengoed -.
2. iemands wasgoed geregeld schoonhouden:
iemand - en benaaien.
3. wassen zonder te verschieten: die stof laat zich goed -.
II. (bewies, is bewassen) met iets dat wast, bedekt worden: een muur kan met klimop -; het hoofd is met haar -.
III. (bewaste, heeft bewast) met was bestrijken: doek -.