('bamboe), een der talen van Dekan,
1. Eig. o. tropische grassoort met knopige, tot 25 m hoge stengels, voor gereedschappen en huishoudelijke artikels gebruikt (Bambusa arundinacea enz.).
2. m. (-zen) Metn. bamboestok.
3. m. (-zen) Metf. van 2, rieten wandelstok.