(ar’mi:nius) Nederlands godgeleerde, ° 10 oktober 1560 te Oudewater, 1588 predikant te Amsterdam. 1603 hoogleraar te Leiden; begon 1604 de strijd tegen Gomarus over de voorbeschikking, waardoor zijn gezondheid werd geknakt, † 19 oktober 1609 te Leiden. Zijn stelling was: „God schenkt aan allen, die berouw hebben over hun zonden en in Kristus geloven, vergiffenis en het eeuwige leven.
Hij wil dat alle mensen tot zaligheid komen; alleen in zover God door zijn alwetendheid het geloof van de een, en het ongeloof van de ander heeft vooruitgezien, heeft Hij van eeuwigheid het lot van eenieder bepaald". Zijn volgelingen dienden 1610 een vertoog of Remonstrantie (daarom: Remonstranten) bij de Staten van Holland in, waar zij de meeste aanhangers telden. In de politiek, kenden zij aan de overheid het recht toe om zich met kerkelijke zaken te bemoeien.