Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 24-06-2020

anticiperen

betekenis & definitie

(antisï pe:rən) (anticipeerde, heeft geanticipeerd) [Fr. < Lat. ante, van te voren + capere, nemen] van te voren verrichten nl.

1. vooruitnemen,
2. vooruitlopen.
3. vooruitbetalen.
4. Kat. metten en lauden van het breviergebed reeds de dag te voren bidden.
5. Recht. het vroeger doen plaats hebben van een dagvaarding.

< >