lett. ‘Vader’ kan in het vroege jodendom als eretitel voor rabbijnen (bijv. Abba Sja’oel) en ook als aanspraak voor God gebruikt worden (het laatste overigens meestal in de vorm Avinu, ‘onze Vader’).
In het Nieuwe Testament gebruiken Jezus en de vroege christenen deze aanspraak voor God (Mk. 14:36; Rom. 8:15).