Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 15-03-2024

VAN DALEN, ANTONIUS

betekenis & definitie

Van wegen den roem der geleerdheid, welken deeze Nederlander, ten zijnen tijde, heeft verworven, zullen wij het volgende wegens hem vermelden, meest met de woorden van den vermaarden J. LE CLERC, die hem gekend, en gemeenzaam met hem verkeerd heeft.

VAN DALEN wierdt gebooren te Haarlem, op den achtsten November des Jaars 1638, van Doopsgezinde Ouderen. Deeze, ondanks de zucht van hunnen Zoon voor Taal- en Oudheidkunde, en andere takken van geleerdheid, deeden hem zich op den Koophandel toeleggen; waar mede hij zich ook een geruimen tijd bezig hieldt. Met zijn dertigste jaar veranderde, hij van leevensstand, door het inwilligen zijner heerschende neiginge tot de letteroeffeningen. Hij leide zich toe op de beoeffening der Geneeskunde, en naa den Doktoraalen trap te hebben beklommen, zette hij zich neder in zijne Geboortestad, alwaar hij de Geneeskunde, zo in ‘t algemeen onder de burgerij, als ook, van Stads wegen, in het Gasthuis oeffende; met geen geringen lof, alzo hem de zorge der behoeftigen ernstig ter harte ging. Intusschen bekleedde hij ook het Leeraarampt in eene der Doopsgezinde Gemeenten te Haarlem; doch deedt eerlang afstand van dien post, vermids hij, door zijne wijze van prediken, daar in niet zeer gelukkig slaagde. Men wil dat hij, naar de meening zijner toehoorderen, te veel Grieksche en Romeinsche geleerdheid op den predikstoel bragt. Te weeten, zedert VAN DALEN zich op de Geneeskunde hadt begonnen toe te leggen, vierde hij insgelijks zijnen lust tot het doorbladeren van de aloude Schriften van Grieken en Romeinen. Van zijne ongemeene bedrevenheid in die Schriften kunnen getuigenis draagen zijne uitgegeevene Werken, bestaande vier tamelijk zwaare boekdeelen in Quarto. Zij voeren tot titels: de Oraculis; de Idololatria; de Aristea; de antiquis Marmoribus.

Het eerstgemelde Werk, handelende over de Godspraaken der oude Heidenen, heeft vooral veel gerugts gemaakt. De Schrijver tragt daarin te bewijzen, dat de gewaande Godspraaken louter menschelijke bedriegerijen waren. Men weet dat de beroemde FONTENELLE, tot het zamenstellen van zijn vernuftig Werkje, uit het boek van onzen Geleerden Haarlemmer merkelijke schrijfstoffe heeft ontleend. De Heer LE CLERC getuigt van hem, dat hij niet slegts een man van uitgebreide beleezenheid en groote geleerdheid, maar ook zeer aangenaam in de dagelijksche verkeering was, doormengende zijne gesprekken met allerlei aartige vertellingen, welk zijn sterk geheugen hem in overvloed uitleverde. Een geslagen vijand zijnde van bijgeloovigheid en huichelarij, was hij zeer vrijmoedig in het zeggen van zijne gedagten, zomtijds tot zijn eigen nadeel bij lieden, welke hem zulk eene openhartigheid kwalijk namen.

VAN DALEN overleedt te Haarlem, aan verlies van kragten, op den achtëntwintigsten November des Jaars 1708, en dus in den ouderdom van iets meer dan zeventig jaaren. In deezen Haarlemschen Geneesheer en Oudheidkenner ontmoet men alzo eene wederlegging der zulken, die de Gezinte der Doopsgezinden beschuldigen, dat men onder haare Leden geene voorstanders van aloude Geleerdheid vindt.

Zie J. LE CLERC, Bibliotheque Choisie, Tome 17.

< >