eene Ambagtsheerliikheid en Dorp, in het gedeelte van Zuidholland, de Alblasfserwaard geheeten. De geheele uitgebreidheid wordt op veertienhonderd achtëntachtig Morgens Lands begroot.
Bij de laatste optelling, in den Jaare 1732, was het getal der Huizen, in het verloop eener Eeuwe, met drieënnegentig vermeerderd; zijnde, van honderdzes, tot honderdnegenënnegentig aangegroeid. Het Dorp is tameliik groot, en wel gebouwd. De Kerk heugt niet verder dan de Spaansche beroerten in de Nederlanden, in welke het voorgaande gewijde gestigt wierdt afgebrand, om vervolgens voor het tegenwoordige gestigt, zijnde eene Kruiskerk, plaats te maaken. Volgens eene aloude overlevering, zoude men, tot het nieuwe Kerkgebouw, veele steenen gebruikt hebben van het eertijds vermaarde en zeer groote Slot Schoonenburg, 't welk in het Ambagt van Nieuw Lekkerland plagt te staan, en aan de Heeren van de Lek toebehoorde.