eene Ambagtsheerlijkheid en Dorp, in Zuidholland, in de Alblasserwaard. De Heerlijkheid is in drie Ambagten onderscheiden, het eigenlijk Slijdrecht, Naaldwijk en Lokhorst; ieder van welke zijnen bijzonderen Ambsgtsheer heeft. Slijdrecht is het middenste der drie Ambagten. In overoude tijden lag ’er nog een Slijdrecht, in de Groote Waard, recht tegenover het tegenwoordige Dorp.
De Kerk van het oude Dorp stondt ter plaatze, alwaar thans het Merwer-Diep is, en wordt nog het Kerkhof genoemd. Volgens eene aloude Overlevering zouden twee Zusters deeze Kerken gebouwd hebben, waar van de eene veel pragtiger was dan de andere. Die de pragtigste Kerk hadt gebouwd, smaalde geduurig op de geringheid van haars Zusters Kerk, welke, naar men wil, door den geest der Voorzegginge gedreeven, plagt te zeggen: Mijn Kerk zal staan, en uwe Kerk zal vergaan.
In den gedugten Watervloed van den Jaare 1421, zou deeze Voorzegging haare vervulling gekreegen hebben. Reeds in eenen Brief van Keizer HENDRIK DEN IV, van den Jaare 1064, vindt men van het tegenwoordige Slijdrecht gewag gemaakt. De uitgestrektheid van ons Ambagt vinden wij niet afzonderlijk, maar wel die der drie gemelden te zamen begroot: te weeten, op twaalfhonderd negenëndertig Morgens en vijftig Roeden, in de Quohieren der Verpondingen; hoewel het, in den Omslag van den Hoogendijk, voor veertien Morgens minder draagt.
In eene aloude Lijst vinden wij het getal der Huizen op tweehonderd vijfëntachtig begroot. In den Jaare 1632 stonden ’er slegts honderdvier Huizen. Het tegenwoordige getal is ons niet gebleeken.
Het Dorp Slijdrecht, aan den Hoogendijk gelegen, is vrij wel betimmerd, met tamelijk goede Boerenhuizen. Kerk en Toren zijn zeer oud. De meeste inwooners hebben hun bestaan van het snijden en droogen van Biezen, welke tot Matten van Stoelen gebruikt worden.