Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 15-03-2024

SIGFRID

betekenis & definitie

bij anderen SIKKO genaamd, was de tweede Zoon van ARNOUD, Graave van Holland, en broeder van DIRK DEN III, welke zijnen Vader, in de aanzienlijke waardigheid, opvolgde. Hij wierdt gebooren omtrent het einde der Tiende Eeuwe.

Van hem vinden, wij de volgende bijzonderheden aangetekend. Reeds bij het leeven van Graave ARNOUD, leefde SIGFRID met zijnen broeder DIRK in groote oneenigheid, waarschijnlijk uit jaloersheid, om dat deeze den Vader in het Graaflijk bewind moest opvolgen. Daarenboven raakte hij in geschil met eenen van zijns Vaders Hovelingen of Dienaaren, en leide hem, in een tweegevegt, ter neder. Dugtende voor ‘s Vaders misnoegen, nam hij thans de vlugt; doch werwaarts hij zich begeeven hebbe, zijn de berigten der Historieschrijvers niet eenerlei.

Volgens WINSEMIUS begaf hij zich over Zee, na Friesland, en zogt aldaar eene schuilplaats, bij GOSSE LUDIGMAN, toenmaals Potestaat, dat is, hoogste Overheid van dat Gewest, en te Stavoren woonagtig. Doch volgens anderen week SIGFRID na Kennemerland, en verschool aldaar onder de vleugelen van eenen GOZEWYN, die uit Friesland, waar door men hier Westfriesland verstaat, te Kastrikum was koomen woonen. Zijn huiswaard, ’t zij dan GOSSE of GOZEWYN genaamd, hadt eene dogter, TET, TETTA of TIETBURG geheeten, eene jonkvrouw van uitneemende schoonheid. Gelokt door haare bekoorlijkheden, tradt SIGFRUD met dezelve in het huwelijk. Deeze echtverbintenis, welke DIRK als vernederende voor zijn Geslagt beschouwde, ontstak nog meer zijnen haat tegen SIGFRID; wiens afgunst tegen zijnen broeder, die nu reeds met de Graaflijke waardigheid praalde, tot die hoogte rees, dat hij op deszelfs leeven eenen aanslag beraamde.

Gelukkig voor beiden wierdt de twist bijgeleid, door een minnelijk verdrag, bij ’t welk SIGFRID, om zijne heerschzucht eenigermaate te verzadigen, het bewind over Kennemerland en Westfriesland bekwam. Sedert bouwde hij, in de nabuurschap van Haarlem, een Huis of Slot, ’t welk hij, vervolgens, het Huis te Brederode noemde, om dat, meenen zommigen, de grond daar van en van deszelfs onderhoorigheden, hem met breede Roeden was toegemeeten.

SIGFRID was aldus de Stamvader van het doorluchtig Geslagt der BREDERODEN, waar van zijn oudste Zoon DIRK den eersten titel voerde. Indien zijne Huisvrouw TET eene Dogter van den Frieschen Potestaat geweest is, zouden, volgens het bovenstaande verhaal, de BREDERODEN, aan Moeders zijde, uit Friesland afkomstig zijn.

SIGFRID overleedt, in den Zomer des Jaars 1030, en wierdt te Egmond begraaven, welke Abtdij hij en zijne huisvrouw rijklijk begiftigd hadden. Behalven den boven gemelden Zoon DIRK, die den titel van Heer van Brederode en Zevenbergen voerde, liet hij nog eenen Zoon naa, GODEFRID genaamd, Heer van Luxemberg.

< >