SCALIGER, (JOSEPHUS JUSTUS) Zoon van den vermaarden JULIUS CESAR SCALIGER, die, hoewel uitmuntende in verscheiden andere takken van Geleerdheid, de Geneeskunde oeffende te Agen, in Guienne, alwaar hij, in den Jaare 1558, het vijfenzeventigste van zijnen leeftijd, zijne dagen eindigde. In den Jaare 1540 was JOSEPHUS JUSTUS, in de gemelde Stad, gebooren.
De eerste gronden der uitgebreide geleerdheid, welke hem naderhand zo veel roems deedt behaalen, leide hij te Bourdeaux. Van daar in zijne geboortestad zijnde wedergekeerd, genoot SCALIGER, eenigen tijd, het onderwijs van zijnen Vader; tot dat deeze geraaden vondt, hem na Parijs te zenden. Aan ’t Hoogeschool dier Stad hadt hij tot Leermeester in de Grieksche taal den vermaarden ADRIANUS TURNEBUS. Naderhand wijdde hij zijnen tijd en vlijt aan de beoeffening der Oostersche taalen. Wegens SCALIGER wordt verhaald, dat hij, niet meer dan twee maanden, van den gemelden TURNEBUS, onderwijs genooten hebbende, zich opsloot in zijn Boekvertrek, en voorts de Schriften van HOMERUS onder handen nam, welke hij niet slegts, in den korten tijd van drie weeken, leerde verstaan, maar ook in zijn geheugen prentten. Binnen het tijdverloop der vier volgende maanden doorlas hij alle de andere Grieksche Dichters. Tot zijn eigen gebruik maakte hij eene Grieksche Spraakkunst uit de Werken van den eerstgenoemden Dichter.
In zijnen meer gevorderden leeftijd schijnt SCALIGER zich aan geene vaste woonplaats verbonden, maar nu hier, dan elders zijn verblijf gehouden te hebben. Door de beroemdheid van ’s Mans naam getroffen, deeden hem, eindelijk, de Bezorgers van ’t Hoogeschool te Leiden eene aanbieding, om in die Stad zijne vaste wooning te willen neemen, met den tijtel van Professor Honorarius, onder het genot van eene vaste Jaarwedde, en buiten eenige verpligting tot het geeven van onderwijs. SCALIGER voldeedt aan dit verzoek, en kwam in Holland in den Jaare 1593. Onder de afwisseling van aanhouwende letterbezigheden en verkeeringe met geleerde vrienden, sleet SCALIGER zijnen tijd te Leiden, tot in den Jaare 1609, wanneer hij, aan de Waterzucht, in het negenënzestigste jaar zijns ouderdoms zijne dagen eindigde. Zijnen rijken Boekschat, bestaande uit eene menigte Grieksche, Hebreeuwsche, Chaldeeuwsche, Syrische, Arabische, Persische en Ethiopische Schriften, hadt hij, bij Uitersten Wille, besproken aan het Hoogeschool, om in deszelfs openbaare Boekerij geplaatst te worden. SCALIGER was een der geleerdste Mannen, niet slegts van zijnen tijd, maar die ooit geleefd hebben.
Inzonderheid, egter, heeft hij een onsterflijken roem behaald, en onvergeldelijke verdienste ingeleid, met zijne ontdekkingen, aanmerkingen en verbeteringen, de Tijdrekenkunde betreffende. ’s Mans onvergelijkelijk Werk, de Emendatione Temporum genaamd, kan daar van getuigenis draagen. Zijne uitvinding van de dus genaamde Periodus Juliana of Juliaanschen Tijdkring; als mede het vaststellen van zekere bepaalde Tijdstippen, tot welke de voornaamste gebeurtenissen der waereld kunnen gebragt worden, zijn ontdekkingen, die zelf geroemd wierden door SCALIGERS vijanden, welke hij in grooten getale hadt. Want, ondanks zijn groot verstand, wierdt hij van een ondraagelijk zwak beheerscht, ’t welk hem op de meeste Geleerden van zijnen tijd met een oog van versmaadende kleinagtinge deedt nederzien. De verwijtende en beleedigende naamen, welke SCALIGER dezelven na ’t hoofd worp, waren ondraagelijk voor de zulken, die, hoewel bij hem niet te noemen, nogthans van hunne gemaakte vorderingen op het pad van Letterkunde voegzaame denkbeelden voedden. Van hier dat SCALIGER wierdt ingewikkeld in meenigen lettertwist, die hem zijnen kostbaaren tijd in beuzelingen deedt verkwisten. Daarenboven beheerschte SCALIGER een kinderagtige hoogmoed op zijne aanzienlijke geboorte. Hij beweerde, en wilde van anderen gehouden worden, zijne afkomst te ontleenen van de Heeren of Prinssen van Verona.Zie Vitae Professorum Leidensium.