Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

Sasbout (Adam)

betekenis & definitie

SASBOUT, (ADAM) of, met een verlatijnden naam, volgens het gebruik zijner eeuwe, SASBOLDUS, was de Zoon van den boven vermelden vermaarden Delftschen Burgemeester JAN SASBOUT, en gebooren op den eenëntwintigsten December des jaars 1516. Hij was een man van uitstekende geleerdheid, en zeer bedreeven in de Latijnsche, Grieksche en Hebreuwsche taale.

Van zijne Grieksche geleerdheid, en tevens van zijne Dichterlijke bekwaamheden, gaf hij eene proeve door zijne Vertaaling van de Ilias van HOMERUS, welke hij, in een even groot getal Latijnsche Vaerzen, overzette. Zo vasthoudende was zijn geheugen, dat, nevens andere blijken daar van, wegens hem verhaald wordt, dat hij de geheele Eneïde van VIRGILIUS, van woord tot woord, van buiten konde opzeggen. Te Leuven tradt hij in de Orde der Minderbroederen. Tot groot nadeel voor bet Gemeenebest der Letteren overleedt hij aldaar, aan een Bloedspuwing, in den bloei zijns leevens, in den ouderdom van ruim zesendertig jaaren. Zijn geleerde Vriend en Stadgenoot C. MUSIUS, schreef op hem dit Grafschrift."ADAMUS nomen, Batavi mea patria Delphi;

Progenies SASBOUT non inhonora fuit,

Trajectum Latias et Graecas tradidit artes,

Lovanium Hebraeas addidit atque sacras.

Quas ut proferrem (culpa est sepelire talentum,

Et domino usuras non coluisse suas:)

Commoda visa mihi Francisci semita: at illam

Dum sequor, in mediis cursibus eripior."

’s Mans afbeelding, in Kloosterlijk gewaat, gaat op tweederlei wijze in prent uit. Onder de eene, die slegts eene Copij is, leest men deeze waarschuwing: Gedenk, o Mensch, dat gij stof zijt, en dat gij wederom in stof zult verkeert worden. Onder de andere, door JAN WIRIX gemaakt, draagende ’s Mans Zinspreuk OMNIA VANITAS, ’t Is alles ijdelheid, leest men de volgende fraaie dichtregels.

"Bis decimum et quintum Delphorum consule patre

Clarus, et agnatis praesidibusque viris.

Assisii vatis leges habitumque sequutus

ADAMUS SASBOUT, haud secus ora tulit.

Quale viro ingenium, vis, mens, quae copia sacri

Eloquii et quatuor lingua diserta sonis,

Sunt libri testes, solers quos suspicit orbis,

Auctoris nomen dum canit et titulos.

Quae ni pulchra durat mansuram gloria famam,

Debuerant vitae de brevitate quaeri."

Men heeft van hem eenige Werken, onder andere Homiliarum opus egregium; Oratio quodlibetica de vera Christi Ecclesia; Conciones III. in illud Levitici: Eritis mihi sancti, Oratio funebris in obitum Tilmanni Geldorpii.

Zie SWEERTII, Athenae Belgicae; MIRAEUS, de Script. Sec. XVI. VAL. ANDREAS, Biblioth. Belgica.

< >