Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 25-01-2023

Popma

betekenis & definitie

A of DE POPMA, weleer een aanzienlijk Geslagt in Friesland, ’t welk zich gevestigd hadt in de kleine Stad Ylst. Vier Leden van hetzelve, indien geene broeders, immers nabestaande bloedverwanten, vindt men daar van vermeld, allen vermaard door hunne geleerdheid en vlijtige beoeffening der Regtsgeleerdheid en aloude Latijnsche Schrijveren.

Zij leefden in ’t laatst der Zestiende en in ’t begin der Zeventiende Eeuwe. AUSONIUS A POPMA was een vermaard Regtsgeleerde, gelijk ook SIXTUS; hij schreef aanmerkingen op het Werk van CORNELIUS CELSUS de Arte dicendi. CYPRIANUS stierf in den Jaare 1582, hebbende geschreeven Emendationes in Sallustium. TITUS, eindelijk, liet, in den aanvang der Zeventiende Eeuwe, drukken Asconius Pedianus, als mede eene Verhandeling de Opere Servorum. ’t Meest van allen, egter, heeft de eerstgemelde, AUSONIUS, geschreeven. Men heeft van hem eene Verhandeling de Differentia Verborum; eene andere, de Ordine et More Judiciorum; als mede de Usu antiquae locutionis Libr. II. Daarenboven schreef hij aantekeningen op VARRO, PATERCULUS en andere.

< >