Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 09-12-2022

Overlangbroek

betekenis & definitie

OVERLANGBROEK, te gader met Nederlangbroek, eene Heerlijkheid in het Overkwartier van Utrecht, doch die ieder een afzonderlijk Geregt hebben, behoorende aan de Domproostdij van Utrecht. Van merkelijke uitgestrektheid is deeze Heerlijkheid; beslaande Overlangbroek zevenhonderdzesënnegentig Morgens en driehonderd Roeden, en Nederlangbroek twaalfhonderd drieëntwintig Morgens en vijfhonderd Roeden. De Rijweg na Wijk bij Duurstede is de scheiding der twee Geregten; zij worden doorstroomd van een Water, de Langbroeker Wetering genaamd, aan welke de beide Dorpen en verscheiden Riddermatige Hofsteden leggen. In en onder de beide Dorpen telde men, in den Jaare 1748, honderdëntwintig Huizen. Hoewel van weinig aanziens, heeft, nogthans, ieder Dorp zijne eigen Kerk, met een afzonderlijken Leeraar. In de Kerk van Overlangbroek ziet men verscheiden aloude Wapenschilden, meestal van het eertijds beroemde Geslagt van UITERWEERD. Voorts leggen in deeze Heerlijkheid eenige aanzienlijke Adelijke Huizen en Riddermaatige Hofsteden.

< >