Ouwerkerk of Ouderkerk

betekenis & definitie

OUWERKERK of Ouderkerk, eene Ambagtsheerlijkheid, ook wel Ouder-Amstel genaamd, gelegen in het Baljuwschap van Amstelland, aan de Oostzijde van de Rivier den Amstel, ruim een uur gaans ten Zuiden van Amsterdam. Het geheele Ambagt, de Polders, daar toe behoorende, mede gerekend, wordt begroot op ruim vijfendertighonderd Morgens Lands. Bij de opneeming van den Jaare 1732, telde men, binnen den geheelen omvang, tweehonderd negenenveertig Huizen en vier Molens. Een bevallig aanzien heeft het Dorp Ouwerkerk, door deszelfs legging onmiddelijk aan den Amstelstroom, en is het verblijf aldaar zeer aangenaam, van wegen den veelvuldigen doortogt van Schepen, Schuiten, Rijtuigen en Voetgangers. Uit de somme van drieduizend Guldens, voor welke de Brug, welke hier over den Stroom is geslagen, wel eens verpagt wordt, kan men van de leevendigheid der Plaatze een denkbeeld vormen. Voor weinige jaaren heeft men 'er eene geheel nieuwe Kerk gestigt, zijnde een Kruisgebouw; om haare hoogte, kan dezelve, wijd en zijd, op een verren afstand gezien werden. Eer nog de Oude Kerk te Amsterdam tot eene Kerspelkerk verheven was, dat wil zeggen, vóór het jaar 1300, plagten die van Amsterdam, in het oude gestigt, hunnen openbaaren Godsdienst te verrigten. De Amsterdamsche Portugeesche Jooden hebben te Ouwerkerk een Kerkhof, ten zuiden van het Dorp, aan de Vaart, welke na Abkoude loopt, ter plaatze, meent men, alwaar het Lusthuis der Heeren van Amstel, Reigersbroek of Reigersbosch, plagt te staan. De Ambagtsheerlijkheid van Ouwerkerk, waar onder mede behooren de Buurten van Duivendrecht en den Omval, behoort aan de Stad Amsterdam; zij kogt dezelve, van de Graaflijkheid, in den Jaare 1731, voor vijfentwintigduizend en één honderd Guldens.