Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 09-12-2022

Oorschot

betekenis & definitie

OORSCHOT, een aanzienlijk Vlek, in de Meierij van 's Hertogenbosch, onder het Kwartier van Kemperland, vier uuren ten Zuiden van de Stad 's Hertogenbosch. Het getal der Huizen wordt op negenhonderd begroot. 'Er staan twee Kerken; de eene, zijnde de kleinste, aan ST. ODULFUS, de andere, veel grooter, aan ST. PIETER gewijd. De eerste, een zeer oud gebouw, volgens een aangenomen Volksbegrip, van de tijden der Romeinen, wordt niet meer tot het oorspronklijk oogmerk, maar tot eene Waag gebruikt. De Groote, eertijds eene Kollegiaale Kerk, praalt nog, in het Koor, met de kunstig gewerkte Gestoelten of Zitplaatzen der Kanunniken; als mede met de pragtige Graftombe van het Stamhuis van MERODE, aan 't welk eertijds deeze Plaats in eigendom behoorde. Het Gebouw, aanzienlijk door zijne Bouworde en grootte, en, ten dien opzigte, de Hoofdkerken van verscheiden Nederlandsche Steden evenaarende, ontvangt nog meer luisters, door zijnen stand op een ruim Marktveld. De hooge Toren pronkte, eertijds, met een fraai Spits; doch dit, eens door den Wind, en andermaal door het blixemvuur merkelijk beschadigd zijnde, heeft men, zedert, den Toren met een laagen Kap gedekt. De Hervormde Leeraar, welke in deeze Kerk den dienst verrigt, predikt insgelijks in het Dorp Best.

Oorschot behoort, voor de eene helft, aan Hun Hoog Mogenden de Staaten Generaal, en voor de andere helft, aan een bijzonderen Heer. Te gader, doch beurt om beurt, stellen zij de Regeering aan; zij bestaat uit zeven Schepens, zeven Gezwoorenen, zeven Raadsmannen, twee Kerkmeesters en drie Armmeesters. De Schout of Drossaart, evenwel, wordt door den bijzondere Half-Heer aangesteld.

Een zonderling voorval, in den Jaare 1663, te Oorschot gebeurd, is der aantekeninge wel waardig. ARNOLDUS FEY, Geneesmeester der Plaatze, hadt zich, zints eenigen tijd, door gelukkige geneezingen zeer vermaard gemaakt. De toeloop van Lijderen, die, meestal, gelukkig geholpen wierden, nam hand over hand toe. Dit baarde opmerking, doch vooral, dat de eere der geneezinge wierdt toegeschreeven aan de wonderdaadige kragt van het Lijk van zekere MARGARETA VAN VALKENISSE, Moeder van een Nonnenklooster te Oorschot, in den Jaare 1658, en dus ruim vijf jaaren te vooren overleeden. De zulken, die aan wonderwerken, in onze dagen, geen geloof sloegen, zogten de oorzaak der ongemeene Geneezingen in eene heilzaame Olie, welke het Lijk, door het eene of andere behoedmiddel tegen de verrotting bewaard, uitleverde. De Algemeene Staaten, eenig bedrog vermoedende, of voor de uitzinnigheden des Bijgeloofs bedugt, deeden het Lijk overbrengen in eene Kamer op het Stadhuis te 's Hertogenbosch, om aldaar door bekwaame Ontleedkundigen onderzogt te worden. Zij vonden het, in een geslooten kist, als eene Nonne opgeschikt. Het bleek geopend geweest, de Ingewanden daar uit genomen, en de plaats daar van aangevuld te zijn met fijn gemaalen Alsemknopjes. De Huid was uitgedroogd en gerimpeld, bedekkende niets anders dan de beenderen. Alles gaf eenen reuk van zich als vermolsemd hout. Naa het Lijk dus geschouwd, en 'er niets ongemeens aan bevonden te hebben, wierdt hetzelve, in tegenwoordigheid van Schepenen van 's Hertogenbosch, in een afzonderlijk Koor van de St. Jans Kerk begraaven. Hoewel het gerugt der Heilige Nonne allengskens verdween, behieldt, nogthans, de Heelmeester zijnen toeloop, en verrigtte nog verscheiden treffende geneezingen.

< >