Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 09-12-2022

Neck, Reinier Simonszoon van

betekenis & definitie

REINIER SIMONSZOON VAN NECK, Amsterdammer, en, veelligt, een bloedverwant, des boven genoemden, was een der aanzienlijke burgeren, welke, in hunne geboortestad, het werk der Hervorminge ijverig voorstonden en meer en meer velds zogten te doen winnen. In goeden reuk moet hij gestaan hebben bij de nog Roomschgezinde Regeering; althans vindt men aangetekend, dat deeze bij VAN NECK aanzoek deedt, uit vreeze voor opschuddinge onder de Onroomschen, om hunnen Leeraar JAN ARENDSZOON op den predikstoel te brengen, in de Minderbroeders Kerk, binnen de Stad, terwijl ze, tot nog toe ('t was in den Jaare 1566) buiten dezelve hunne godsdienstige Vergaderingen gehouden hadden. Hier door aangemoedigd, verstoutte zich VAN NECK, nevens ADRIAAN PAUW, aan Burgemeesteren te verzoeken, dat het Boekvertrek der Monniken hun tot eene Kerkekamer mogt worden opgeruimd. Hoewel dit verzoek wierdt afgeslagen, was hun, egter, onder de hand, te verstaan gegeeven, dat men 't niet zoude beletten, indien zij, tot het genoemde oogmerk, daar van gebruik maakten: zo als zij met 'er daad deeden. In 't volgende jaar, terwijl de Heer VAN BREDERODE zich binnen Amsterdam onthieldt, bezorgde VAN NECK, te gader met LAURENS JAKOBSZOON REAAL, dat hem, door de Hervormde Gemeente, tweeduizend vierhonderd guldens wierden opgeschooten. BREDERODE, zedert, tot Overste van Amsterdam zijnde aangesteld, namen Burgemeesteren het besluit, van de beide Religien, dat wil zeggen, van de Roomschen en Onroomschen, negen persoonen te doen verkiezen, om met dezelven, als 't noodig of oorbaar zijn mogt, over zaaken, de bewaaring der Stede betreffende, te spreeken. VAN NECK was een der beroemden; die, kort daar naa, driehonderd Ingezeetenen, van de schamele Gemeente, aannamen om de Nachtwagt waar te neemen. Een gevolg van zo veel deelneeminge en hartlijkheid voor de goede zaak, was oorzaak, dat, straks naa het omslaan van Amsterdam, in den Jaare 1578, VAN NECK, nevens anderen, tot Raad in de Vroedschap der Stad wierdt verkoozen.

< >