Deezen naam voeren zekere Amptenaars, in de Provincie Utrecht, in de vier Kwartieren, of Maarschalks-Ampten, in welke dezelve verdeeld is. Zij zijn al voor lang bekend geweest, hoewel men den tijd hunner eerste samenstellinge niet naauwkeurig kan bepaalen.
Oorspronklijk schijnen ze zo veel geweest te zijn als Advokaaten der Utrechtsche Kerke, gelastigd om ten platten Lande de Kerkelijke goederen te beschermen. Niet meer dan éénen Maarschalk vondt men, van ouds, in het gantsche Sticht. Tot vier is zedert hun getal aangegroeid. Even als de Schouten in de Steden, was hun post, de rust en veiligheid ten platten Lande te handhaaven; doch, bovendien, voerden ze het bewind over ’s Bisschops Krijgsmagt. Edelen wierden daar toe doorgaans verkoozen, hoewel leden van den Burgerstand daar van niet waren uitgeslooten. Volgens hunne Instructie moeten de staarschaiken hunne gevangenen en misdaadigen te regt Hellen voor het Hof Provinciaal. Zij zijn derhalven zo veel als Landdrossaarten, die, wegens vegtboeten en andere breuken, ten platten Lande verbeurd, voor den Hove eisch doen en laaten pleiten. Elk Maarschalk is verpligt, eens in ’t half jaar zijn Kwartier of Ampt te doorreizen, en den Schouten, Herbergiers en Wondheelers, eenen Lijst af te vraagen van alle vegtpartijen, in dat tijdverloop voorgevallen.Zie Utrechtsch Placaatboek.
MAARSEN
eene Ambagtsheerlijkheid en Dorp, in het Nederkwartier van Utrecht, aan de Westzijde van de Vegt. Haare uitgestrektheid wordt begroot op vierhonderd Morgens Lands, en het getal der Huizen op ruim tweehonderd. Het Dorp, omtrent twee uuren gaans van de Stad Utrecht, is zeer vermaaklijk aan de Vegt gelegen, uit hoofde der fraaie plantaadjen en wandeldreeven , en de menigte van omleggende Lustplaatzen. De Kerk is een oud gebouw, met een laagen spitzen Toren, meest van Duifsteen gebouwd. Zeer volkrijk is dit Dorp, vooral ook door de menigte van Jooden, die ’er eene Sijnagoge hebben. Ook woonen ’er veele Roomschgezinden.