HESHUSIUS OF HESHUIZEN, (TILEMANNUS ) EEN Godgeleerde van de Augsburgsche Geloofsbelijdenisse, gebooren te Wezel, in Kleefsland, in den Jaare 1526; een man van wispeltuurigen en oproerigen aart, die zich zelven en anderen veel onaangenaams verwekte. Hij was nog jong, toen hem, te Heidelberg twee aanzienlijke posten wierden opgedraagen, die van Hoogleeraar in de Godgeleerdheid en Leeraar in de H.
Geestkerk. Beide posten aanvaardde hij, doch bekleedde ze onder het aanrigten van merkelijke opschuddingen, inzonderheid ter gelegenheid van zijne geschillen met WILHELMUS CLEBITIUS, OVER het H. Avondmaal. In den waan, dat de uitspraak van den vermaarden MELANCTHON VAN VEel gewigts zijn zoude, ter vereffeninge van deezen twist, verzogt FREDERIK DE III, KEURVorst van den Paltz, dat deeze zich met de zaak wilde bemoeien. Doch in plaats van bevrediging uit te werken, deedt MELANCTHONS BERIGT HESHUSIUS NOG MEer in toorn ontsteeken, die zich verbeeldde, daar in eenige onbestaarbaanheid te vinden met de Leere van Lutherus, van welke hij betuigde, geen hairbreedte te willen afwijken. Ligt voorzag men, zo lang de driftige Hoogleeraar te Heidelberg vertoefde, dat ’er geen einde zijn zoude aan het redentwisten en schelden: hierom ontving hij, van hooger hand, bevel, zijnen zetel, en met een de Stad te ruimen.
Hij begaf zich na Saxen, en gaf ’er eenige schriften in ’t licht, die, aan de Hoogeschoole van Jena, merkelijken twist verwekten. Van hier wierdt hij na Koningsbergen beroepen, om ’er lessen te geeven in de Godgeleerdheid. Doch zijn twistzieke aart deedt ook hier zijn verblijf van korten duur zijn. Met WIGNANDUS GERAAKTe hij ook aldaar in een allerhevigst geschil, over leerstellingen van geringe aangelegenheid. In den Jaare 1577 wierdt hij ook van daar verdreeven. Eerst begaf hij zich, met zijn gantsche gezin, na Lubek, en van daar na Helmstad, alwaar het Hoogleeraarampt in de Godgeleerdheid aan hem wierdt opgedraagen.
Op zijnen gewoonen trant, dat is, met veel twisten en schelden, bekleedde hij ook hier dien post, tot in den Jaare 1588, wanneer de dood, op den vijfentwintigsten September, van zijn twist- en woelziek leeven een einde maakte. Aan het hoofd der Saxische en Brunswijksche Godgeleerden, hadt hij, in eene bijeenkomst te Quedlinburg, in den Jaare 1583, tegen de Leere wegens de Overaltegenwoordigheid, geweldig uitgevaaren. Op zijne herhaalde verdrijving uit vier onderscheidene Steden hadt iemand dit tweeregelig vaers gemaakt.
Quaeritur, Heshusi, quarta cur pulsus ab urbe ?
In promptu causa erit: seditiosus eras.
Van welke woorden de zin deeze is: „’Er wordt gevraagd, Heshusius, waarom gij uit vier Steden zijt verdreeven? De reden is klaarblijkelijk: gij waart een Oproermaaker.” HESHUSIUS HEEFT Eene menigte schriften door den druk gemeen gemaakt, de meesten meer met Gal dan met Inkt geschreeven.