Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 24-11-2022

HERRNHUTTERS

betekenis & definitie

HERRNHUTTERS, EEN Godsdienstige Aanhang, dus genaamd naar de plaats Herrnhut, in ’t Landschap Lausnitz, alwaar zij, door hunnen voornaamsten Stigter, den Graaf VAN ZINZENDORFF, GEVESTigd wierden. Volgens hunne eigen opgave, zijn deeze lieden afstammelingen van de Boheemsche en Moravische Broederen.

Meer overeenkomstig met de waarheid, egter, meenen zommigen, dat zij beter naavolgers dan regelrechte afstammelingen dier Broederen genaamd worden. In hunne Leerbegrippen schijnen zij de meeste overeenkomst te hebben met de Lutherschen, doch verschillen van dezelven wijd en breed ten aanzien van de Godsdienstige Tugt en Kerkelijke Instellingen; ten deezen aanzien hellen ze voornaamelijk over tot de Boheemsche Broederen. Van grondbeginzelen, welke eenigzins na het dweepagtige hellen, kunnen veelen onder hen niet worden vrijgesproken. Ook heeft men opgemerkt, dat lieden van allerlei Gezinten, der gemelde denkwyze toegedaan, zich onder hen vervoegen. Zints hunne eerste vestiging te Herrnhut, hebben zij zich wijd en zijd verspreid, met het loflijk oogmerk om de Christlijke Leere, zo als zij dezelve begrijpen, voort te planten. Veelen hunner zag men moeite noch gevaaren schroomen, om in de wijdst afgelegene Gewesten den Heiland te verkondigen. Bekend zijn de stigtingen, welke zij, te Nieuwied, Zeist en elders hebben opgericht.

Dat deeze luiden, in geregeldheid van gedrag, met het gros van ’t Christendom, wel vloot kunnen houden, getuigen allen, die met hun eenigen omgang hebben. Vreemd mag het, uit dien hoofde, schijnen, dat de Heer MACLAINE, IN ZIJne Aantekeningen op MOSHEIM’S KERKlijke Geschiedenis, hen dus scherp gegispt heeft. Eenige harde, of liever onbezonnene uitdrukkingen van den Graave, verdienen zekerlijk te worden afgekeurd. Ook wenschten wij, ter eere deezer Gezinte, dat eene verhitte en ongeregelde verbeeldingskragt de Opstellers hunner Liederen niet vervoerd hadde tot uitdrukkingen, welke aanstoot verwekken. Doch het gedrag der hedendaagsche Herrnhutters is eenstemmig met onzen wensch. Men ontmoet niet meer, in hunne openbaare Godsdienstoeffeningen, dat ergerlijke, ’t welk hunnen voorzaaten eenen niet gantsch onverdienden blaam heeft aangewreeven. Zo wel te Zeist, als te Amsterdam, kunnen hunne openbaare zamenkomsten, door godvrugtige Christenen, met stigting worden bijgewoond.

< >