Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 24-11-2022

HARTJESDAG

betekenis & definitie

HARTJESDAG, HOEWEL onzeker, ten aanzien van den oorsprong deezer benaaminge, is, nogthans, zeer bekend het gebruik, welk, al van ouds, en nu nog heden, van deezen dag gemaakt wordt. ’t Was, naamelijk, al van oude tijden, een voorregt der Burgeren van Haarlem, om ’t even van waar herkomstig, éénen geheelen dag in ’t jaar, in de nabuurige Duinen, de vrije Jagt te mogen oeffenen. Deeze dag, zijnde de eerste Maandag naa den Roomschen Feestdag van Maria’s Hemelvaart, welke altoos invalt op den vijftienden van Augustus, verkreeg, door den tijd, den naam van Hartjesdag, om reden, gelijk zommigen, onder andere de Stadbeschrijver AMEZING, GISSEN, omdat, van ouds, in de nabuurschap van Haarlem, ook Herten of Harten gevangen wierden.

Niet onaanneemelijk is deeze gissing, wanneer men in aanmerking neemt, dat ’s Lands Graaven binnen Haarlem dikmaals hun verblijf hielden, en in de nabuurschap een Lusthuis hadden, het nog bekende Vogelenzang; als mede, dat het geboomte rondom de Stad nog menigvuldiger dan tegenwoordig zal geweest zijn. Alle ’t welk het meer dan waarschijnelijk doet voorkoomen, dat de veelal pragtig leevende Hollandsche Graaven, in deezen oord, gelegenheid tot het Jagtvermaak zullen gehad hebben. Hoewel de vrijheid om te jaagen niet is ingetrokken, wordt, egter, daar van weinig of geen gebruik gemaakt. ’t Is een dag, welke, meest door lieden van de laagste klasse, met wandelen en andere vermaaken wordt doorgebragt. Uit de nabuurige plaatzen, inzonderheid van Amsterdam, is de toevloed van menschen zomtijds zeer aanmerkelijk.

< >